Er zijn verschillende fouten die vaak voorkomen tijdens praktijkexamens voor het rijbewijs. Hier zijn enkele van de meest voorkomende:

1. Niet goed kijken: Onvoldoende kijken is een veelvoorkomende fout. Dit kan zijn bij het afslaan, invoegen op de snelweg, het wisselen van rijstrook, etc. Goed anticiperen en voldoende in de spiegels kijken is essentieel.

2. Onvoldoende voorrang verlenen: Dit omvat het niet correct inschatten van voorrangssituaties, zoals bij rotondes, kruispunten, of bij het invoegen op de snelweg.

3. Niet correct parkeren: Fouten bij het parkeren komen vaak voor, zowel bij het inparkeren als bij het uitparkeren. Dit kan zijn door te ver van de stoeprand te parkeren, niet correct in een parkeervak te staan, of het niet goed inschatten van de ruimte bij het parkeren.

4. Snelheidsfouten: Overtredingen van snelheidslimieten komen veel voor tijdens het examen. Dit kan zijn door te langzaam te rijden (wat gevaarlijk kan zijn voor het verkeer achter je) of door te snel te rijden.

5. Onvoldoende beheersing van de auto: Dit omvat fouten zoals te abrupt remmen, schokkerig schakelen, het afslaan van de motor, etc.

6. Onvoldoende gebruik van richtingaanwijzers: Het niet of te laat aangeven van richting kan leiden tot gevaarlijke situaties en is dus een veelvoorkomende fout.

7. Te nerveus zijn: Nervositeit kan leiden tot het maken van fouten die je normaal gesproken niet zou maken. Het is belangrijk om zo kalm mogelijk te blijven en je te concentreren op de weg en je rijvaardigheid.

8. Onvoldoende kijkgedrag bij bijzondere verrichtingen: Bijzondere verrichtingen zoals fileparkeren, achteruit inparkeren of keren in een straat vereisen een zorgvuldig kijkgedrag. Het niet goed kijken tijdens deze manoeuvres is een veelvoorkomende fout.

Het is belangrijk om tijdens het praktijkexamen geconcentreerd te blijven, de verkeersregels te volgen en goed te anticiperen op verschillende verkeerssituaties. Ook al maak je een fout, blijf rustig en geef aan dat je de fout hebt opgemerkt en herstelt.